Oorsprong

De Tibetaanse Terriër heeft een fascinerende oorsprong die teruggaat tot het oude Tibet, waar hij al eeuwenlang werd gewaardeerd als gezelschapshond, waakhond én herdershond.

De Tibetaanse Terriër leefde voornamelijk in kloosters en bij nomadische herders in de Himalaya. Hij werd beschouwd als een geluksbrenger en werd zelden verkocht, meestal alleen geschonken als teken van dankbaarheid of eer. Zijn dikke vacht en brede, platte voeten maakten hem uitermate geschikt voor het ruige bergklimaat, waar hij hielp bij het hoeden van vee en het bewaken van eigendommen.

De moderne geschiedenis van het ras begon in de jaren 1920, toen de Britse arts dr. Agnes Greig in India werkte. Ze kreeg als dank voor medische hulp een Tibetaanse Terriër van een lokale familie. Gefascineerd door het ras, begon ze met het fokken van deze honden in Groot-Brittannië. Haar kennel, Lamleh, werd de basis voor de Europese lijn van de Tibetaanse Terriër.

In de loop der jaren ontstonden er verschillende lijnen, waaronder de Lamleh-lijn (meer traditioneel en ruig van uiterlijk). In 1973 werd het ras officieel erkend door de American Kennel Club.